Nokia’s eerste apparaat na de overname is een iPad Mini kloon

Zeven maanden geleden kocht Microsoft het bedrijf Nokia over voor $7,2 miljard dollar. Vandaag heeft Nokia haar eerste apparaat na de overname onthuld.

Het gaat om een tablet, namelijk de Nokia N1, die verdacht veel lijkt op de iPad Mini. De Nokia N1 heeft net als de iPad Mini eem 7,9 inch scherm met een 2048 x 1536 resolutie en een aluminium achterkant. De gelijkenissen houden hier echter nog niet op.

De plaatsing van de camera aan de achterkant, knoppen en headphone jack zijn identiek aan die van de iPad Mini. Zelfs de speakers aan de onderkant hebben dezelfde textuur als die van de iPad Mini. Aan de onderkant is er in het midden ook een poort te vinden: het gaat hier echter in plaats van een Lighting poort om een Type-c USB connector (die ook omkeerbaar is: toeval?).

Het bedrijf is van plan de Nokia N1 in februari als eerst in China uit te brengen voor $249

Alhoewel de Nokia N1 verdacht veel lijkt op de iPad Mini, scoort de N1 op een aantal punten beter. Zo heeft Nokia ervoor gezorgd dat de N1 met een dikte van 6,9mm en een gewicht van 318 gram zowel dunner als lichter is dan de iPad Mini.

De Nokia N1 is verkrijgbaar in twee kleuren, namelijk “Natural Aluminium” (hetzelfde als de Grey variant van de Mini) en “Lava Grey” (=”Space Grey”). Verder lijkt de subsite van de N1, met een minimalistisch design, ook verdacht veel op de typische productpagina’s van Apple. De nieuwe tablet van Nokia beschikt verder over een 2,4GHz Quad-core processor (voor de geeks onder ons: een Intel Atom Z3580), 2GB RAM en een intern geheugen van 32GB. Aan de achterkant bevindt zich een 8 MP camera, en aan de voorkant een 5 MP selfie-camera.

De N1 wordt geproduceerd door het bedrijf Foxconn, die de licentie van de Nokia brand zal gebruiken. Eerder liet Nokia weten dat derden gebruik mogen maken van de brand Nokia. Een groot deel / marge van de verkopen gaat uiteraard naar Nokia.

Het bedrijf is van plan de Nokia N1 in februari als eerst in China uit te brengen voor een bedrag van slechts $249, waarna Rusland en een aantal Europese landen zullen volgen.